in Tocht

Woensdag 14 juni 2017.
Het kost moeite de Butt of Lewis achter me te laten. Ondanks allerlei “strong wind warnings” is er na een veelbelovend begin weinig wind over. Dus af en toe even de motor erbij.
Maar het is ook dat Lewis een prachtig eiland is.
Zondag en maandag vooral bezig geweest met allerlei klussen, aan de boot, de was en dergelijke en met kletsen met de buren. Een Nederlands stel aan de ene kant en een Duits echtpaar dat vorig jaar 3 maanden rond IJsland had gezeild en dus veel informatie kon geven.
Ik wou echter ook wel het eiland bekijken en heb daartoe een auto gehuurd. Maandag avond naar de standing stones van Callanais via een klein landweggetje. Wat een ongelooflijk mooi landschap. Heuvelachtig, ook op een schaal van een paar meter geaccidenteerd, met een hele gevarieerde vegetatie. Door de wind en de zon varieert deze continue van kleur. Voor de rest, uitgestorven.
De standing stones zijn rechtop gezette stenen, de oudste in een cirkel met één, de grootste ongeveer in het midden. Later is hier een graftombe tussen gebouwd en daarna is nog een soort kruis eromheen gebouwd. Ik was nog te zeer onder de indruk van het landschap om het geheel echt op waarde te kunnen waarderen.
Langs de weg zag ik een boordje “Black houses village”. Het bleek een dorp te zijn met huizen van gestapelde stenen met rieten daken. Het paste helemaal in het daar wat rotsigere landschap. Er was nu een hostel in gehuisvest.
Dinsdag naar Harris gereden, de zuidelijke helft van het eiland. Meer bergachtig. Met een schilder die zich daar uit de hectiek van Londen had teruggetrokken de schoonheid van de Schotse wolken besproken en dat je soms zo veel krijgt van het leven zonder dat je nou het idee hebt dat je daar heel veel voor doet.
Na vanmorgen de laatste dingen geregeld te hebben nu dus onderweg. Lewis licht nu achter me, aan de horizon over stuurboord ligt Cape Wrath en voor me de Far Oer. Ruim 180 mijl, dus zeg maar zo’n 330 kilometer naar het noorden.

Laat een reactie achter

Vul hier uw zoekopdracht in