in Nieuw

Dinsdag, 2 augustus 2017.
Ik kan niet beginnen te bevroeden hoe het is om Inuit in Aappilattoq te zijn.
Gisteren zijn we ons vergapend aan de omgeving vanaf onze ankerplek verder landinwaarts gaan begeven. Zo hier en daar slalommend tussen de ijsbergen en growlers en kleinere stukken. Ons doel werd mede bepaald door de afstand Aappilattoq. In eerste instantie zagen we helemaal niets van enige menselijke aanwezigheid. Alleen veel schaduw van een bergketen. Daarna eerst een andere zeilboot op de AIS men vervolgens ook echt. Een baken op een rots. Die zijn hier zo groot als het teken op een willekeurige krib in de Maas. Vervolgens nog een zeilboot, die ergens tussen de rotsen verdween. En uiteindelijk de ingang van de haven, waar we dus geheel toevallig samen met twee andere zeilboten aankwamen. Een Zwitser, met vier opvarenden, en een Noorse solo zeiler, die samen met de Zwitsers opvoer en optrok. Onderweg via de Christiaan Sund naar IJsland.
Aappilattoq is een dorpje met nu tachtig inwoners, een paar jaar geleden nog 100. Alle huizen en gebouwen staan willekeurig door elkaar. Auto’s zijn er niet, dus ook geen wegen. De mensen hebben geen tuinen en alle deuren staan open. We werden eerst welkom geheten door een oude baas zonder tanden, die alle schippers wou omhelzen. Vervolgens was de eerste persoon die we tegenkwamen een man met twee geweren onder zijn arm. Deze sprak als een van de weinige in het dorp een paar woorden Engels. Hij was op zeehonden jacht geweest. Veel bedrijvigheid, gejaagdheid, ordening, ontwikkeling was er niet te bespeuren. Er was wel een soort van supermarkt, waar je ook brandstof kon bekomen. Eigenlijk denk ik dat je deze mensen het beste kan begrijpen als je van het oude Inuit bestaan in iglo’s uitgaat.
De andere twee boten wachten de ijsberichten van morgen af in de hoop dat de doorgang door de Christiaan Sund wel open is. Wij gaan op zoek naar een plek waar een gletsjer in zee stroomt.

Laat een reactie achter

Vul hier uw zoekopdracht in